Verder kwam ik er al snel achter dat slakken bij regen tevoorschijn komen. Ik verzamelde ze om ze goed te kunnen observeren. Ook lieveheersbeestjes deed ik in een potje met gaatjes in de deksel en ik kon ook uren naar torretjes en kevertjes kijken; waar ze heen liepen, wat ze deden, hoe ze eruitzagen en hoe de onderlinge interactie was. Kikkerdril in een bak vond ik ook leuk en spannend. Als kleuterjuf heb ik een keer een projectje met dikkopjes in de waterbak gedaan. Ik dacht dat ze het wel zouden overleven als we ze een paar dagen in het weekend met rust lieten. Maar maandagochtend zag ik tot mijn grote schrik dat ze verdroogd op de grond lagen. Ze bleken net in dat weekend pootjes te hebben gekregen en waren uit de waterbak gesprongen. (Ik heb het trouwens eerlijk opgebiecht aan de groep).
Dieren waren, in tegenstelling tot mensen, al snel mijn vrienden. Ik voelde me verbonden met al die eigenaardige schepseltjes.
Ik vind het verschrikkelijk te zien hoe mensen omgaan met de aarde voor hun eigen plezier en gemak en daarbij geen rekening houden met het welzijn van de dieren (en mensen). Dat gevoel dat je de natuur wilt redden, maar dat anderen je ervan weerhouden door hun onverschilligheid, die onmacht, komt terug in het verhaal Dominee met strooien hoed geschreven door Jan Wolkers. Ik las het jaren geleden en het maakte toen al diepe indruk. De bezorgdheid van de hoofdpersoon Jan, een jongetje met grote liefde voor de natuur, over het lot van de dieren en de hagedissen in het bijzonder is aandoenlijk. Jan had deze reptielen tijdens een uitje met het gezin in de duinen stiekem in een blikje gedaan en mee naar huis genomen, zodat zijn broer ze niet zou martelen en doden. De eenzame strijd tegen de onverschilligheid van de vader, moeder en broer van de kleine Jan en de paniek dat er iets vreselijks zou gebeuren met de beestjes, dat hij ze niet zou kunnen redden, is beklemmend en ontroerend.